Reflexschermen

Specifiek voor het paramotorvliegen is het gebruik van reflexschermen. Een reflexscherm onderscheid zich van een klassiek paragliding scherm doordat de trailing edge van de vleugel verder omhoog gebracht kan worden zodat een zogenaamd ‘reflexprofiel’ wordt gevormd (zie afbeelding). Hierdoor wordt meer dan 80% van het gewicht onder het scherm verplaatst naar de leading edge (A en B lijnen), wordt de effectieve koorde van het scherm wordt verkleind en wordt de aspect ratio van de vleugel vergroot.  Het gevolg hiervan is dat een reflexscherm in full-reflex mode sneller vliegt dan een klassiek scherm. De grotere snelheid van een reflex-scherm is voor menig paramotorvlieger gunstig omdat zo langere afstanden kunnen worden afgelegd. Een algemeen nadeel van een reflexscherm is dat het scherm minder efficiënt is dan een klassiek scherm. Er is dus vaak een hogere startsnelheid nodig en het is minder goed te gebruiken voor thermiekvliegen. Wanneer een vleugel in full-reflex-mode vliegt wordt de spanning op de A en B lijnen hoger terwijl de C en D lijnen bol staan. De spanning op de leading edge wordt groter.

Soorten reflexschermen

Er zijn verschillende soorten reflexschermen. Sommige reflexschermen kennen alleen een ‘half-reflex mode’ (semi-reflex) en andere schermen kennen ook een ‘full-reflex-mode’. Alleen in ‘full-reflex-mode’ wordt al het gewicht naar de leading edge van de vleugel verplaatst. Ook wordt de ‘full-reflex-mode’ niet altijd op dezelfde manier geactiveerd. Soms gaat een reflexscherm al in ‘full-reflex-mode’ wanneer alleen de trimmers worden open gezet (voorbeeld: Dudek  Universal). In andere gevallen moet ook de speedbar worden ingetrapt om in full-reflex-mode te komen (voorbeeld: Dudek Report’Air). Vanwege het gedrag van het scherm bij sturen en inklappers is het belangrijk om te weten wanneer een reflexscherm in ‘full-reflex-mode’ is. Bestudeer dus altijd de handleiding van een reflexscherm voordat je ermee vliegt.

Gedrag reflexschermen bij vliegen en sturen

Bij het activeren van de reflex-mode zal het paramotorscherm ongeveer 10-15 km/u versnellen. Tijdens het activeren van de reflex-mode (trimmers openzetten) zal het paramotorscherm iets naar voren duiken als er geen gas bij wordt gegeven. Andersom zal het scherm iets klimmen als de full-reflex-mode wordt gedeactiveerd en het gas wordt vastgehouden. Het is belangrijk om te weten dat een scherm in reflex-mode meestal anders wordt gestuurd dan wanneer de reflex-mode niet is geactiveerd. Het gebruikelijke ‘trekken aan de stuurtokkels’ vervormd immers de trailing edge, waardoor (in reflex-mode) het reflexprofiel wordt vervormd. Dit kan leiden tot onvoorspelbaar gedrag en inklappers. Daarom wordt een scherm in reflex-mode vaak bestuurd met behulp van wingtip tokkels. Deze tokkels vervormen alleen het uiteinde van de vleugel en laat daarmee het reflexprofiel in takt. Daarmee kan de vleugel in reflex-mode veilig worden bestuurd. De handleiding van het scherm geeft wederom aan hoe het scherm in semi- of full-reflex-mode bestuurd dient te worden.

Gedrag reflexschermen in thermisch weer en bij inklappers

Zonder reflex (trimmers dicht, geen speedbar) gedraagt een reflexscherm zich als een klassiek paragliding scherm. In het algemeen kan gezegd worden dat actief vliegen de beste manier is om in deze situatie in thermische omstandigheden inklappers te voorkomen. Mocht er toch een inklapper optreden dan zal deze (vergeleken met full-reflex-mode) mild zijn en is de inklapper op de gebruikelijke wijze te herstellen. Het reflexscherm heeft in non-reflex-mode de grootste passieve veiligheid (het grootste vermogen om zichzelf bij een inklapper te herstellen).

In full-reflex-mode (trimmer en speedbar instelling afhankelijk van de handleiding) is, dankzij de grote spanning op de leading edge, de kans op een inklapper veel kleiner. Mocht er toch een inklapper optreden dan moet de vlieger zich realiseren dat dit veelal een veel agressievere inklapper met grote gevolgen is. Dit komt door de grotere snelheid en spanning op het systeem. De inklapper zal zich niet aankondigen en vindt in een split second plaats. Voordat de vlieger dit in de gaten heeft is hij meer dan 180 graden gedraaid. Een bijkomend probleem is dat een vleugel in full-reflex-mode nagenoeg géén herstellend vermogen heeft. De vleugel zal zich dus niet, zoals een klassiek scherm, met pompen laten corrigeren.

De hierboven beschreven gedragingen hebben ertoe geleid dat fabrikanten verschillende aanbevelingen doen voor het vliegen met reflexschermen in thermische omstandigheden (wanneer de kans op inklappers groter is dan normaal). Dudek beveelt bijvoorbeeld aan om in full-reflex-mode te vliegen. Ozone, daarentegen, beveelt aan om bij turbulent weer uitsluitend met trimmers dicht te vliegen. Welke aanbeveling ook wordt gevolgd; het is voor de paramotorvlieger van belang om te weten wat de mogelijke gevolgen van de instelling zijn. Merk op dat het in turbulent weer nooit verstandig is om in ‘half-reflex-mode’ te vliegen. Er is dan immers zowel geen voordeel van het verkleinen van de kans op inklappers (in full-reflex-mode) als geen voordeel van de passieve veiligheid (in non-reflex-mode).

Keuring reflexschermen

Net als klassieke schermen worden reflexschermen soms gekeurd. Het is belangrijk om te weten dat deze keuring in het algemeen alleen in non-reflex mode geldt (trimmers dicht, geen speedbar). Wanneer de trimmers worden geopend, geldt de keuring (en daarmee het beeld van de passieve veiligheid van het scherm) niet meer.